Het onderzoek bij een golfarm is er voor bedoeld om bevestiging te krijgen van de mogelijke diagnose “golfarm” en dient om andere mogelijke aandoeningen uit te sluiten.
Bewegingsonderzoek
1. flexie (buigen van de elleboog) 150 graden
2. extensie (strekken van de elleboog) 0-10 graden
3. pronatie (in 90 graden flexie naar binnen draaien van de onderarm)
4. supinatie (in 90 graden flexie naar buiten draaien van de onderarm)
5. openen en sluiten van de hand en vingers.
6. pols bewegingen (palmairflexie, dorsaalflexie, radiaalabductie, ulnairabductie)
7. bewegingen schoudergordel
Het bewegingsonderzoek bij een golfarm geeft meestal geen eenduidig beeld.
– De elleboog kan soms niet geheel worden gestrekt (extensie beperkt), soms niet volledig gebogen (flexie beperkt).
– Flexie elleboog in combinatie met pronatie onderarm tegen weerstand kan de pijn opwekken.
– Supinatie (buiten draaien) zal eerder beperkt zijn als de pronatie (binnen draaien), maar beide zijn zeldzaam.
– Het sluiten van de hand (vingers) tegen weerstand geeft pijn aan de mediale epicondyle.
– Palmairflexie (buigen van de) pols kan de klachten opwekken.
Specifiek onderzoek gericht op de golfarm
Aftasten van de structuren
t.h.v. epicondylus medialis
de mediale epicondyle is (extra) pijnlijk als men er druk op uitoefent.
– onderzijde (distaal) van de epicondyle wijst op een flexoren aanhechtingsprobleem.
– bovenzijde (proximaal) wijst op invloed van de m. pronator teres.
– voorzijde (mediaal) van de epicondyle is vaak drukpijnlijk, echter ook bij gezonde armen
– achterzijde (dorsaal) epicondyle pijnlijk bij n. ulnaris (of ligament) problematiek maar ook hier is vergelijking met andere arm noodzakelijk. (let op uitstralende pijn)
Aftasten van de binnenste onderarmspieren (flexorengroep).
– spierspanning wordt waargenomen van de diverse spieren
– gelet wordt op eventuele verhardingen of strengen
– vergelijking met de gezonde arm is noodzakelijk om een reëel beeld te krijgen.
Onderzoek N. ulnaris
Druk op het cubitaal kanaal geeft enige indicatie van mogelijke problemen in dat gebied.
– gelet wordt op de gevoeligheid en evt. zwelling.(vergelijk andere zijde)
De valgustest
Fixeer bovenarm in exorotatie elleboog 30 flexiestand, druk gesupineerde onderarm naar buiten
De valgus-test zegt niet alleen iets over het kapsel en de banden maar kan ook soms een provocatie zijn voor cubitaal tunnel syndroom.
Een positieve test geeft aanleiding om specifieker vervolgonderzoek te doen.
Mediale instabiliteitstest. (moving valgus stress-test)
Hierbij wordt de schouder volledig in exorotatie gebracht en beweegt men via de hand van de patiënt de elleboog van volledige buiging naar volledige strekking (de elleboog wordt lichtelijk in valgus-stress gehouden).
Bij instabiliteit vinden we een painfull-arc tussen 80 en 120 graden.
Deze test is belangrijk om een indruk te krijgen van eventuele aanwezige mediale collateral ligament-problematiek (ruptuur of inscheuring). Instabiliteit kan al in een vroeg stadium klachten geven bij werpsporten, tennisservice, golven. Is de test positief dan zijn spierversterkende en stabiliserende oefeningen voor de elleboog van groot belang.
Sporters die regelmatig krachtige werpbewegingen maken hebben meer kans op mediale instabiliteitklachten en soms ook n.ulnaris irritaties. De anamnese geeft meestal al een indicatie. In geval van med. instabiliteit is het noodzakelijk de endorotatie van de schouder te onderzoeken (deze is dan vaak beperkt en de elleboog compenseert deze beperking door meer in valgus te neigen.)
Zie NHG-standaard